-
1 een losse tong hebben
een losse tong hebben -
2 een losse tong hebben
-
3 tong
♦voorbeelden:1 het achterste van zijn tong laten zien • 〈 vertellen wat men weet〉 se mettre à table; 〈 zich bloot geven〉 dévoiler ses batteriesboze tongen beweren • les mauvaises langues prétendent (qc.) (que …)met een dikke, dubbele tong spreken • avoir la langue pâteuseeen dubbele tong hebben • tenir un double langageeen fluwelen tong hebben • être beau parleureen gladde tong hebben • n'avoir pas sa langue dans sa pocheeen losse tong hebben • ne pas savoir tenir sa langueover zijn tong struikelen • trébucher sur ses motseen scherpe tong hebben • avoir la langue bien affiléevenijnige tongen • langues venimeusesheb je je tong verloren? • tu as perdu ta langue?zijn tong hing hem op de schoenen • il était sur les genouxde tongen komen los • les langues se dénouentzijn tong roeren • bavarderde tong strelen • flatter le palaiszijn tong uitsteken tegen iemand • tirer la langue à qn.met de tong uit de mond • à bout de soufflemet de tong klakken • clapper de la langueop zijn tong bijten • se mordre la languehet vlees smelt op je tong • la viande fond dans la bouchehet hart ligt hem op de tong • il a son franc-parlerhet woord ligt me voor op de tong • j'ai le mot sur le bout de la langueiemand over de tong halen • casser du sucre sur le dos de qn.over de tong gaan • faire les frais de la conversationrad, rap van tong zijn • avoir la langue bien pendueeen tong als een scheermes hebben • avoir la langue acérée -
4 loose tongue
losse tong (loslippig zijn) -
5 быть болтливым
vgener. een losse tong hebben, los van tong zijn -
6 быть болтливым
vgener. een losse tong hebben, los van tong zijn -
7 los
не связанный; не закреплённый, не прикреплённый; ненапряжённый; неплотный; разрозненный; отдельный; запасной; непринуждённый; расшатанный, шаткий; расхлябанный; шатающийся; разменный; распущенный, развязанный; просторный; расстёгнутый; нараспашку; не тугой, не затянутый, слабый; холостой; развесной, не запакованный, не расфасованный; непостоянный; рыхлый, сыпучий; наяривать* * *1) свободный, не связанный2) шаткий, неустойчивый•- een losse tong hebben* * *1. прил.общ. разрозненный (о фактах), незапакованный, неплотный, непринуждённый, распутный, шаткий, движимый (об имуществе), не связанный, легкомысленный, не прикреплённый, отвязанный, распущенный, рыхлый, свободный2. сущ.зоол. рысь -
8 unbridled tongue
-
9 unbridled
adj. onbeteugeld, wild[ unbrajdld]♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
Leben (Verb.) — 1. Allens, wat liewet, dat liewet gêrn. (Waldeck.) Holl.: Al, wat leven heeft ontvangen, gaat op losse en looze gangen. (Harrebomée, II, 19.) 2. Anders lebt man bei uns, anders zu Rom. 3. Aso lang man lebt, thur (darf) män nit reden; as män… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon